Dingen die op elkaar passen, dus samenvallen, of die precies hetzelfde vlak vullen, zijn gelijk.
- Van Schooten: Als het een niet groter is dan het ander en het ander niet groter dan het een, dan zijn ze aan elkaar gelijk.
- Hogendijk: En dingen die op elkaar passen, zijn gelijk aan elkaar.
- Heath: Things which coincide with one another equal one another.
vorige / volgende
|