Propositie 24 Stelling

In ieder parallellogram (figuur)
zijn de parallellogrammen (ropara en blpara) die rond de diagonaal liggen,
gelijkvormig aan het geheel en aan elkaar.

 

Daar figuur en blpara een gemeenschappelijke hoek hebben,
zijn ze gelijkhoekig.

En omdat ro lijn // blstre,

zijn bl3hk en 3hk gelijkvormig (prop 4 uit Boek VI).

 

Dus ge lijn : ro lijn = geelrost : blstre.

De resterende overliggende zijden zijn daaraan gelijk.

Dus blpara en figuur
hebben de zijden om de gelijke hoeken proportioneel en zijn daarom gelijkvormig.

 

Op dezelfde manier is aan te tonen dat
de parallellogrammen figuur en ropara gelijkvormig zijn.

Omdat ieder van de parallellogrammen blpara en ropara
gelijkvormig is aan figuur, zijn ze gelijkvormig aan elkaar.

QED

 

vorige / volgende


Figuur propositie 24