Propositie 25 Probleem

Een rechtlijnige figuur beschrijven,
die gelijkvormig is met een gegeven rechtlijnige figuur (ro3hk)
en gelijk aan een andere (bl5hk).

 

Beschrijf blpara = ro3hk op ge lijn.

En beschrijf wipara = bl5hk op ro lijn,

met gehk = rohk hebbend (prop 45 uit Boek I).

Dan liggen ge lijn en zw stlijn in elkaars verlengde (prop 14 en prop 29 uit Boek I).

 

Vind het meetkundig gemiddelde bl lijn
tussen ge lijn en zw stlijn (prop 13 uit Boek VI).

Beschrijf ge3hk op bl lijn,
gelijkvormig aan ro3hk en op dezelfde wijze gesitueerd.

 

Dan geldt: ge3hk = bl5hk.

Omdat ro3hk en ge3hk gelijkvormig zijn

en ge lijn : bl lijn = bl lijn : zw stlijn (constr),

moet ro3hk : ge3hk = ge lijn : zw stlijn (prop 20 uit Boek VI).

 

Ook geldt: blpara : wipara = ge lijn : zw stlijn (prop 1 uit Boek VI).

Dus ro3hk : ge3hk = blpara : wipara (prop 11 uit Boek V).

 

Verder geldt: ro3hk = blpara (constr).

En dus ge3hk = wipara (prop 14 uit Boek V).

En ook wipara = bl5hk (constr).

Dit betekent dat ge3hk gelijkvormig is aan ro3hk en ook = bl5hk.

QED

 

vorige / volgende


Figuur propositie 25