Propositie 8 Stelling

De originele tekst van deze propositie is hier in drie stukken verdeeld.

I

Als vanuit een punt buiten een cirkel,
lijnstukken zwstre, ro lijn en bl lijn naar de omtrek worden getekend,
dan is de langste van de lijnstukken zwstre,
die op het concave deel van de omtrek vallen,
de lijn die door het middelpunt gaat
en het lijnstuk ro lijn dat dichterbij het langste lijnstuk ligt
is langer dan bl lijn het lijnstuk dat verder weg ligt.

 

Teken bl stlijn en ro stlijn naar het middelpunt.

Dan is zwstre dat door het middelpunt gaat, langer.

Immers, zw stlijn = ro stlijn en met zw lijn aan beide toegevoegd:

zwstre = zw lijn + ro stlijn > ro lijn (prop 20 uit Boek I).

Dus zwstre is langer dan iedere andere lijn
vanuit hetzelfde punt naar een punt op het concave deel van de omtrek.

 

Dan geldt in 3hoek1 en 3hoek2:

bl stlijn = ro stlijn en zw lijn gemeenschappelijk.

Verder geldt: hoekgezw > hoekge.

Dus ro lijn > bl lijn (prop 24 uit Boek I).

Op dezelfde manier is aan te tonen dat ro lijn > is dan
ieder ander lijnstuk verder van zwstre.

II

Van de lijnen die op het convexe deel van de omtrek vallen is
de kortste zw stlijn, het lijnstuk dat als het verlengd wordt door het middelpunt gaat,
en het lijnstuk dichterbij dit lijnstuk is korter dan het lijnstuk dat verder weg ligt.

 

Omdat ro lijn + ro stlijn > zwstre (prop 20 uit Boek I) en ro lijn = zw lijn,

moet ro stlijn > zw stlijn (ax 5 uit Boek I).

 

En omdat bl lijn + bl stlijn > ro lijn + ro stlijn (prop 21 uit Boek I),

en bl lijn = ro lijn,

moet ro stlijn < bl stlijn.

 

En zo ook voor andere.

III

Ook zijn de lijnen die gelijke hoeken maken met de lijn door het middelpunt,
ongeacht of ze op het concave of convexe deel van de omtrek vallen, even lang;
en vanuit hetzelfde punt kan geen derde lijnstuk naar de omtrek worden getekend
dat even lang is.

 

Want als rost geel > bl stlijn en gehoek = blhoek makend,

maak dan ro stlijn = bl stlijn en teken zwstrood.

 

Dan geldt in 3hoek3 en 3hoek4:

ro stlijn = bl stlijn, zw lijn gemeenschappelijk en blhoek = gehoek.

Dus zwstrood = bl lijn (prop 4 uit Boek I).

Ook geldt bl lijn = zw stlijn.

Dus zw stlijn = zwstrood, wat absurd is.

 

Oftewel, bl stlijn is niet even lang als ro stlijn

noch even lang als enig ander deel van rost geel,

Dus rost geel is niet > bl stlijn.

Noch is bl stlijn > rost geel.

Ze zijn dus even lang.

 

En ieder ander lijnstuk getekend vanaf hetzelfde punt naar de omtrek
moet aan dezelfde zijde als één van deze lijnstukken liggen,
en meer of minder verder weg liggen dan het lijnstuk door het middelpunt,
en kan daarom daaraan niet even lang zijn.

QED

 

vorige / volgende


Figuur propositie 8