Propositie 21 Stelling

Rechtlijnige figuren (ro 3hk en bl 3hk) die gelijkvormig zijn aan
dezelfde figuur (ge 3hk), zijn gelijkvormig aan elkaar.

 

Daar ro 3hk en ge 3hk gelijkvormig zijn, hebben ze gelijke hoeken
en zijn de zijden rond de gelijke hoeken proportioneel (def 1 uit Boek VI).

En daar de figuren bl 3hk en ge 3hk ook gelijkvormig zijn,
hebben ze gelijke hoeken,
en zijn de zijden rond de gelijke hoeken proportioneel.

Daarom zijn ro 3hk en bl 3hk ook gelijkvormig
en zijn de zijden rond de gelijke hoeken proportioneel (prop 11 uit Boek V).
Daarom zijn ze gelijkvormig.

QED

 

vorige / volgende


Figuur propositie 21