Als van twee driehoeken twee hoeken van de ene even groot zijn als |
Congruentie driehoeken: hzh (Geval I) en zhh (Geval II) |
Geval ILaat en , die tussen even grote hoeken liggen, even lang zijn. Dan = .
Als dat niet zo zou zijn, dan is één van de twee langer dan de ander. Maak nu = en teken .
Dan geldt in en : = , = en = . Dat zou betekenen = (prop 4). Maar = (hyp).
Dan moet = , wat absurd is.
Oftewel, geen van de zijden en is langer dan de andere. Ze moeten dus wel gelijk zijn. Kortom, = en = (prop 4). |
|
Geval IILaat nu = , die in dit geval tegenover de even grote hoeken en liggen. Stel dat > . Neem dan = en teken .
Dan hebben we in en = , = en = . Dus = (prop 4).
Maar = (hyp).
Dat zou betekenen dat = , wat absurd is (prop 16).
Zodoende is geen van de zijden of langer dan de andere. Ze moeten dus wel gelijk zijn.
Hieruit volgt (vanwege prop 4) dat de driehoeken in alle opzichten gelijk zijn. QED |