Propositie 33 Probleem

Op een gegeven rechte lijn zw lijn een segment van een cirkel beschrijven
dat een gegeven hoek rehk, sthoek of schhoek bevat.

 

Als de gegeven hoek een rechte hoek is,
deel dan de gegeven lijn doormidden en teken daarop een halve cirkel.

Het is evident dat deze een rechte hoek omvat (prop 31 uit Boek III).

 

Als de gegeven hoek scherp is of stomp,
maak dan aan het uiteinde van de gegeven lijn gehoek = schhoek.

Teken bl lijn ro lijn en maak rohoek1 = rohoek2.

Beschrijf blcirk met bl lijn of ge lijn als straal,

want die zijn gelijk.

 

ro lijn is een raaklijn aan blcirk (prop 16 uit Boek III).

Dus zw lijn verdeelt de cirkel in twee segmenten
die hoeken bevatten gelijk aan wirohoek en gehoek.

En die zijn gelijk aan respectievelijk sthoek en schhoek (prop 32 uit Boek III).

QED

 

vorige / volgende


Figuur propositie 33