Om een gegeven cirkel een vierkant omschrijven.
Teken twee diameters van de cirkel ⊥ elkaar. En teken door hun uiteinden , , en , Nu is een vierkant.
Allereerst geldt: = , een rechte hoek (prop 18 uit Boek III). Ook geldt: = (constr). Dus // .
op dezelfde manier is aan te tonen dat // en ook dat en // .
Dus is een parallellogram. Daar = = = = , Het is ook evident dat , , en gelijk zijn. Dus is een vierkant. QED
|