In een gegeven cirkel een vierkant inschrijven.
Teken twee diameters van de cirkel ⊥ elkaar. En teken , , en . Nu is een vierkant.
Omdat en allebei in een halve cirkel liggen, zijn het rechte hoeken Dus // (prop 28 uit Boek I). Op dezelfde wijze is aan te tonen dat // .
En daar = (constr) en = = (def 15 uit Boek I), moet = (prop 4 uit Boek I).
Gezien de naastgelegen zijden en hoeken van het parallellogram gelijk zijn, En dus is , ingeschreven in de gegeven cirkel, een vierkant. QED
|