Propositie 6 Probleem

In een gegeven cirkel rocirk een vierkant inschrijven.

 

Teken twee diameters van de cirkel elkaar.

En teken ge lijn, zw lijn, ro lijn en bl lijn.

Nu is 4kant een vierkant.

 

Omdat gehoek en zwhoek allebei in een halve cirkel liggen, zijn het rechte hoeken
(prop 31 uit Boek III).

Dus bl lijn // zw lijn (prop 28 uit Boek I).

Op dezelfde wijze is aan te tonen dat ro lijn // ge lijn.

 

En daar blhoek = rohoek (constr) en ro stlijn = zw stlijn = bl stlijn (def 15 uit Boek I),

moet zw lijn = ro lijn (prop 4 uit Boek I).

 

Gezien de naastgelegen zijden en hoeken van het parallellogram 4kant gelijk zijn,
zijn ze allemaal gelijk (prop 34 uit Boek I).

En dus is 4kant, ingeschreven in de gegeven cirkel, een vierkant.

QED

 

vorige / volgende


Figuur propositie 6