Propositie 26 Stelling

Als gelijkvormige en gelijk gesitueerde parallellogrammen
(ropara en blpara) een gemeenschappelijke hoek hebben,
liggen ze om dezelfde diagonaal.

 

Stel dat boog de diagonaal is van blpara.

Teken ge lijn // ro lijn (prop 31 uit Boek I).

 

Daar klpara en blpara
om dezelfde diagonaal boog liggen en hoek gemeen hebben,

zijn ze gelijkvormig (prop 24 uit Boek VI).

 

Dus geldt: ro lijn : bl lijn = rostre : bl blst zwst.

Ook geldt: ro lijn : blstre = rostre : bl blst zwst (hyp).

Daarom ro lijn : bl lijn = ro lijn : blstre.

Nu moet bl lijn = blstre (prop 9 uit Boek V), wat absurd is.

 

Dus boog is niet de diagonaal van blpara.

 

Op dezelfde wijze is aan te tonen dat het geen andere lijn
behalve wi lijn kan zijn.

QED

 

vorige / volgende


Figuur propositie 26