Propositie 10 Stelling

Een cirkel blcirk kan een andere cirkel rocirk
niet op meer dan twee punten snijden.

 

Stel dat ze elkaar wel in drie punten snijden.

Teken dan zw lijn, ge lijn en bl lijn
vanuit het middelpunt van blcirk naar de snijpunten.

 

Nu geldt: zw lijn = ge lijn = bl lijn (def 15 uit Boek I),

 

Maar als de cirkels snijden, hebben ze niet hetzelfde middelpunt (prop 5 uit Boek III).

Dus het veronderstelde punt is niet het middelpunt van rocirk.

En dus, omdat zw lijn, ge lijn en bl lijn getekend zijn
vanuit een punt dat niet het middelpunt is,
zijn ze niet even lang (prop 7 en prop 8 uit Boek III).

 

Maar eerder is aangetoond dat ze even lang zijn, wat absurd is.

De cirkels snijden elkaar daarom niet in drie punten.

QED

 

vorige / volgende

Figuur propositie 10a

Figuur propositie 10b