Propositie 3 Probleem

Om een gegeven cirkel rocirk een driehoek omschrijven met
hoeken die gelijk zijn aan die van een gegeven driehoek.

 

Verleng één van de zijden zw lijn van de gegeven driehoek in beide richtingen.

Teken ro lijn vanuit het middelpunt van de gegeven cirkel, een straal.

Maak gehoek2 = gehoek1 (prop 23 uit Boek I) en blhoek2 = blhoek1.

Teken bl lijn, ge lijn en ro stlijn aan de uiteinden van de drie stralen,
raaklijnen aan de gegeven cirkel (prop 17 uit Boek III).

 

De vier hoeken van 4hoek tezamen zijn gelijk aan
vier rechte hoeken (prop 32 uit Boek I).

En zwhoekli en zwhoekre zijn rechte hoeken (constr).

Dus rohoek2 + gehoek2 = 2rehkn, twee rechte hoeken.

Ook geldt: gerohoek = 2rehkn (prop 13 uit Boek I) en gehoek2 = gehoek1 (constr).

En dus rohoek2 = rohoek1.

 

Op dezelfde wijze is aan te tonen dat wihoek2 = wihoek1.

 

Dus 3klhoek2 = 3klhoek1 (prop 32 uit Boek I).

En daarom heeft de om de cirkel omgeschreven driehoek dezelfde hoeken als
de gegeven driehoek.

QED

 

vorige / volgende


Figuur propositie 3