Propositie 5 Stelling

Als van twee driehoeken alle zijden proportioneel zijn
(blstlijn : zw stlijn = bl lijn : zw lijn en
zw stlijn : ro stlijn = zw lijn : ro lijn),
zijn ze gelijkvormig.

 

Vanaf de uiteinden van zw lijn teken ge lijn en ge stlijn.

Maak blhk2 = blhk1 en rohk2 = rohk1 (prop 23 uit Boek I).

Dit betekent dat zwhkon = gehk1 (prop 32 uit Boek I).

 

Daar de driehoeken gelijkvormig zijn, geldt:

ro stlijn : zw stlijn = ge lijn : zw lijn (prop 4 uit Boek VI).

Ook geldt: ro stlijn : zw stlijn = ro lijn : zw lijn (hyp).

Dus ro lijn : zw lijn = ge lijn : zw lijn.

Dit betekent dat ro lijn = ge lijn (prop 9 uit Boek V).

 

Op dezelfde wijze is aan te tonen dat bl lijn = ge stlijn.

 

Daarom hebben de twee driehoeken met een gemeenschappelijke basis zw lijn
en gelijke zijden, tegenover gelijke hoeken gelijke zijden.

Dat betekent gehk2 = blhk2 en rohk3 = rohk2 (prop 8 uit Boek I).

Ook geldt: blhk2 = blhk1 (constr).

Dus gehk2 = blhk1.

 

Om dezelfde reden geldt: rohk3 = rohk1.

Daaruit volgt dat zwhkbo = gehk1 (prop 32 uit Boek I).

Daarom zijn de driehoeken gelijkvormig.

QED

 

vorige / volgende


Figuur propositie 4