Als van twee driehoeken alle zijden proportioneel zijn
Vanaf de uiteinden van teken en . Maak = en = (prop 23 uit Boek I). Dit betekent dat = (prop 32 uit Boek I).
Daar de driehoeken gelijkvormig zijn, geldt: : = : (prop 4 uit Boek VI). Ook geldt: : = : (hyp). Dus : = : . Dit betekent dat = (prop 9 uit Boek V).
Op dezelfde wijze is aan te tonen dat = .
Daarom hebben de twee driehoeken met een gemeenschappelijke basis Dat betekent = en = (prop 8 uit Boek I). Ook geldt: = (constr). Dus = .
Om dezelfde reden geldt: = . Daaruit volgt dat = (prop 32 uit Boek I). Daarom zijn de driehoeken gelijkvormig. QED
|