Propositie 6 Stelling

Als van twee driehoeken (3hk1 en 3hk2)
één hoek (rohk1) van de ene gelijk is aan één hoek van de andere (rohk2) en
de zijden aan die hoek zijn proportioneel zijn,
dan zijn de driehoeken gelijkvormig.

Oftewel, ook de derde zijde is proportioneel en
de andere twee hoeken zijn gelijk aan elkaar.

 

Vanaf de uiteinden van zw lijn, één van de zijden van 3hk2,

teken ge lijn en ge stlijn.

Maak daarbij rohk3 = rohk1 en blhk3 = blhk1.

Dan geldt: zwhk = gehk1 (prop 32 uit Boek I).

 

De twee driehoeken zijn dus gelijkvormig.

Dit betekent dat: bl stlijn : zw stlijn = ge stlijn : zw lijn (prop 4 uit Boek VI).

Ook geldt: bl stlijn : zw stlijn = bl lijn : zw lijn (hyp).

Dus ge stlijn : zw lijn = bl lijn : zw lijn (prop 11 uit Boek V).

Dit betekent dat ge stlijn = bl lijn (prop 9 uit Boek V).

Dus 3hk2 = 3hk3 in ieder opzicht (prop 4 uit Boek I).

 

Verder geldt: blhk3 = blhk1 (constr). Dus blhk2 = blhk1.

Daar ook rohk2 = rohk1, moet gehk2 = gehk1 (prop 32 uit Boek I).

Dus zijn 3hk1 en 3hk2 gelijkvormig.

QED

 

vorige / volgende


Figuur propositie 6