Propositie 18 Stelling

Op een gegeven lijnstuk (zw lijn) een rechtlijnige figuur
gelijkvormig aan een gegeven figuur (figuur) construeren en
op dezelfde wijze plaatsen.

 

Verdeel de gegeven figuur in driehoeken door
de lijnstukken ro stlijn en ge stlijn te tekenen.

 

Maak aan de uiteinden van zw lijn, blhk = blwihk en rohk = wirohk.

 

En maak aan de uiteinden van ro lijn, zwrohk = rozwhk en zwhk = zwwihk.

 

Maak op dezelfde wijze gehk = gewihk en rogehk = rogehk.

 

Dan figuur is gelijkvormig aan figuur.

 

Het is duidelijk vanuit de constructie en prop 32 (uit Boek I)

dat de figuren gelijkvormig zijn.

 

Daar de driehoeken ge3hk en ge3hk gelijkvormig zijn;

Vanwege prop 4 (uit Boek VI) geldt: zw lijn : bl lijn :: zw stlijn : bl dun

en bl lijn : ro lijn :: bl dun : ro stlijn.

 

En omdat bl3hk en bl3hk gelijkvormig zijn,

moet ro lijn : bl stlijn :: ro stlijn : ge lijn.

Dus, ex aequali, bl lijn : bl stlijn :: bl dun : ge lijn (prop 22 uit Boek VI).

 

Op dezelfde wijze is aan te tonen dat de resterende zijden
van de twee figuren proportioneel zijn.

 

Gezien def 1 (uit Boek VI) moet figuur gelijkvormig zijn aan figuur,

op dezelfde wijze gesitueerd en op het gegeven lijnstuk zw lijn.

QED

 

vorige / volgende


Figuur propositie 18