Propositie 26 Stelling

In gelijke cirkels blcirk en rocirk,
zijn de bogen boog1 en boog2 waarop gelijke hoeken staan,
gelijk aan elkaar, ongeacht of de hoek bij het middelpunt of op de omtrek ligt.

 

Laat eerst gehoek = zwhoek bij het middelpunt liggen.

Teken dan zw lijn en zw stlijn.

 

Omdat blcirk = rocirk, geldt in 3hoek1 en 3hoek2:

bl lijn = ro lijn = bl stlijn = ro stlijn

en gehoek = zwhoek.

Dus zw lijn = zw stlijn (prop 4 uit Boek I).

 

Ook geldt: rohoek = blhoek (prop 20 uit Boek III).

Dus blboog en roboog zijn vergelijkbaar (prop 10 uit Boek III).

Gezien de gelijke bases, zijn ze ook gelijk (prop 24 uit Boek III).

 

Als daarom gelijke segmenten van de gelijke cirkels zijn genomen,
zullen de resterende segmenten gelijk zijn.

Dus segm1 = segm2 (ax 3 uit Boek I).

En dus boog1 = boog2.

 

Laat nu de gegeven hoeken op de omtrek liggen.

Dan is het duidelijk dat de hoeken bij het middelpunt,
het dubbele van de hoeken op de omtrek, ook gelijk zijn.

En daarom zijn de bogen waarop ze staan gelijk.

QED

 

vorige / volgende


Figuur propositie 26