Propositie 13 Probleem

Om een cirkel in een gegeven gelijkzijdige en gelijkhoekige vijfhoek in te schrijven.

 

Laat 5hoek een gegeven gelijkhoekig en gelijkzijdig pentagoon zijn.

Gevraagd is hierin een cirkel in te schrijven.

 

Maak blhoek2 = blhoek1, en rohoek1 = rohoek2 (prop 9 uit Boek I).

Teken ge stlijn, zw lijn, ro lijn, ro stlijn enzovoort.

Omdat zwstgeel = geelzwst, blhoek2 = blhoek1 en zw lijn gemeenschappelijk is aan
de twee driehoeken 3hoek1 en 3hoek2,

moet ro lijn = ge stlijn en gehoek = rohoek1 (prop 4 uit Boek I).

 

Nu geldt: gehoek = rodhoek = 2 rohoek1.

Dus ook gehoek = 2 gehoek.

Daarom is gedhoek in tweeën gedeeld door ro lijn.

 

Op dezelfde manier is aan te tonen dat widhoek in tweeën gedeeld is door ro stlijn

en dat de overige hoeken van het polygoon op dezelfde manier in tweeën gedeeld zijn.

 

Teken bl lijn, bl stlijn, enzovoort op de zijden van het pentagoon.

Dan geldt in de twee driehoeken 3hoek3 en 3hoek4:

blhoek2 = blhoek1 (constr), zw lijn is gemeenschappelijk

en zwhoek1 = zwhoek2 = een rechte hoek.

Dus bl lijn = bl stlijn (prop 26 uit Boek I).

 

Op dezelfde wijze is aan te tonen dat de vijf loodlijnen
op de zijden van het pentagoon gelijk zijn aan elkaar.

 

Beschrijf ge cirk met één van de loodlijnen als straal.

Dit is de gevraagde ingeschreven cirkel.

Want als de cirkel de zijden van het pentagoon niet raakt maar snijdt,

valt een lijnstuk getekend vanaf het hoekpunt van de rechte hoeken
naar de uiteinden van de diameter van een cirkel, binnen de cirkel.

Hiervan is aangetoond dat het absurd is (prop 16 uit Boek III).

QED

 

vorige / volgende


Figuur propositie 13