Als twee driehoeken ( en ), twee zijden proportioneel hebben
Daar // en = (prop 29 uit Boek I) alsmede // en = (prop 29 uit Boek I), moet = .
Daar verder : = : (hyp), zijn de driehoeken gelijkhoekig (prop 6 uit Boek VI).
Dus = . Ook geldt: = . Nu moet + + = + + = (prop 32 uit Boek I). En dus liggen en in elkaars verlengde (prop 14 uit Boek I). QED
|