Propositie 3 Stelling

Als een lijnstuk (bl lijn) de hoek van een driehoek doormidden deelt,
verdeelt hij de tegenoverliggende zijde in delen (zw lijn, zw stlijn)
proportioneel aan de aanliggende zijden (ge lijn, ro lijn).
En als een lijnstuk (bl lijn) getekend vanaf een hoek van een driehoek
de overliggende zijde verdeelt (zw stipre) in segmenten (zw lijn, zw stlijn)
proportioneel aan de aanliggende zijden (ro lijn, ge lijn),
verdeelt hij de hoek doormidden.

Deel I

Teken bl stlijn // bl lijn om ro stlijn te snijden.

Dan gehk = blhk (prop 29 uit Boek I).

 

Dus zwhk = blhk.

Ook geldt: zwhk = rohk.

Dus rohk = blhk.

Daarom moet ro stlijn = ge lijn (prop 6 uit Boek I).

En omdat bl lijn // bl stlijn,

moet ro stlijn : ro lijn = zw stlijn : zw lijn (prop 2 uit Boek VI).

Verder geldt: ro stlijn = ge lijn.

Dus ge lijn : ro lijn = zw stlijn : zw lijn (prop 7 uit Boek V).

Deel II

Laat dezelfde constructie blijven.

Nu geldt: ro lijn : ro stlijn = zw lijn : zw stlijn (prop 2 uit Boek VI).

Ook geldt: zw lijn : zw stlijn = ro lijn : ge lijn (hyp).

Dus ro lijn : ro stlijn = ro lijn : ge lijn (prop 11 uit Boek V).

 

Verder geldt: ro stlijn = ge lijn (prop 9 uit Boek V).

En dus blhk = rohk (prop 5 uit Boek I);

Omdat bl lijn // bl stlijn, geldt: zwhk = rohk en gehk = blhk (prop 29 uit Boek I).

Dus blhk = rohk en gehk = zwhk.

Daarom deelt bl lijn gezwhk doormidden.

QED

 

vorige / volgende


Figuur propositie 3