Propositie 14 Stelling

I

Gelijke parallellogrammen blpara en gepara, die een hoek in elk gelijk hebben,
hebben de zijden om de gelijke hoeken onderling proportioneel
(ro lijn : zw lijn = ge lijn : bl lijn).

II

En parallellogrammen die een hoek in ieder gelijk hebben
en de zijden daarom onderling proportioneel,
zijn gelijk.

 

Laat ro lijn en zw lijn alsmede ge lijn en bl lijn zo geplaatst zijn dat
ze in elkaars verlengde liggen: rozw lijn en gebl lijn.

Het is duidelijk dat dat ze deze positie kunnen innemen
(prop 13, prop 14 en prop 15 van Boek I).

 

Maak ropara af.

Daar gepara = blpara,

moet gepara : ropara = blpara : ropara (prop 7 uit Boek V).

Ook moet dan ro lijn : zw lijn = ge lijn : bl lijn (prop 1 uit Boek VI).

 

Laat de constructie hetzelfde blijven:

Nu geldt: ro lijn : zw lijn = gepara : ropara (prop 1 uit Boek VI).

Ook geldt: ro lijn : zw lijn = ge lijn : bl lijn (hyp).

Verder geldt: ro lijn : zw lijn = blpara : ropara (prop 1 uit Boek VI).

Dus gepara : ropara = blpara : ropara (prop 11 uit Boek V).

En daarom geldt: gepara = blpara (prop 9 uit Boek V).

QED

 

vorige / volgende


Figuur propositie 14