Propositie 28 Probleem

Versie Oliver Byrne

Om een gegeven lijnstuk (rost bl blst) zodanig te verdelen dat
de rechthoek omvat door zijn segmenten gelijk is aan een gegeven oppervlak,
zonder de helft van het lijnstuk te overschrijden.

 

Laat de gegeven oppervlakte = ge stlijn2.

Deel rost bl blst doormidden of maak rost bl = bl stlijn.

Als nu rost bl2 = ge stlijn2, is het probleem opgelost.

 

En als rost bl2 ge stlijn2, moet rost bl > ge stlijn (hyp).

 

Teken ro lijn rost bl = ge stlijn.

Maak rood zwst = rost bl of bl stlijn.

Beschrijf een cirkel met rood zwst als straal, die het gegeven lijnstuk snijdt.

Teken ge lijn.

 

Dan ro stlijn blstre + bl lijn2 = rost bl2 (prop 5 uit Boek II) = ge lijn2.

 

Ook geldt: ge lijn2 = ro lijn2 + bl lijn2 (prop 47 uit Boek I).

Dus ro stlijn blstre + bl lijn2 = ro lijn2 + bl lijn2.

 

Neem bl lijn2 van beide.

Dan geldt: ro stlijn blstre = ro lijn2.

 

Tevens geldt: ro lijn = ge stlijn (constr).

En dus rost bl blst is zo verdeeld dat ro stlijn blstre = ge stlijn2.

QED

Oplossing van a x − x2 = c2, waarin:

  • a = rost bl blst
  • x = ro stlijn
  • c = ge stlijn

Figuur propositie 28a

Naar de versie van David E. Joyce à la Byrne

Om een parallelogram te construeren op een lijnstuk (lijn)
met hetzelfde oppervlak als een rechtlijnige figuur (figuur),
waarbij een parallelogram gelijkvormig met een gegeven paralellogram (vrbld) overblijft.

Hierbij mag figuur niet groter zijn dan het parallellogram beschreven op
de helft van het lijnstuk blstgest gelijkvormig met vrbld (prop 27 uit Boek VI).

 

Laat figuur de gegeven rechtlijnige figuur zijn,
lijn de gegeven rechte lijn en vrbld het gegeven parallellogram.

 

Deel lijn doormidden.

Beschrijf parare gelijkvormig en gelijk gesitueerd met vrbld op blstgest.

Maak het parallelogram parali af.

Als parali = figuur is het probleem opgelost.

 

Als dat niet zo is, dan is parali > figuur.

Nu geldt: parali = parare.

Daarom parare > figuur (prop 25 uit Boek VI).

 

Construeer oppervlak = parare figuur,

gelijkvormig en gelijk geplaatst met vrbld (prop 21 uit Boek VI).

Dus vrbld is gelijkvormig aan parare.

Daarom is oppervlak gelijkvormig aan parare.

 

Omdat parare = figuur + oppervlak, moet parare > oppervlak.

Daarom geldt ook: blstdunrood > ro lijn en blstgest > bl lijn
(prop 21 en prop 26 uit Boek VI).

Maak roodstipdun = ro lijn en blauwstipdun = bl lijn.

Maak parallelogram gepara af.

Dan is het gelijk en gelijkvormig aan oppervlak.

Daarom is gepara ook gelijkvormig aan parare,

En daarom ligt gepara op dezelfde diagonaal als parare.

 

Laat diag de diagonaal zijn, en beschrijf de figuur.

Omdat parare = figuur + oppervlak

en daarin gepara = oppervlak,

moet gnomon, de rest, = figuur.

Hier geldt: rechtsboven = linksonder.

Voeg blpara toe aan beide.

Dan geldt: blroparare = roblparare (prop 36 uit Boek I).

 

Verder geldt: roblparare = wipara.

Ook geldt: ro stlijn = blstgest.

Dus geldt: wipara = blroparare.

Voeg linksonder toe aan beide.

Dan geldt: wiropara = gnomon.

Bewezen is dat gnomon = figuur.

 

Daarom wiropara = figuur.

met blpara gelijkvormig aan vrbld.

QED

Oplossing van a x − p x2 = c2, waarin:

  • a = lijn
  • x = zw lijn
  • p = bl lijn : ro lijn
  • c2 = figuur

Zie ook hier

Figuur propositie 28b

vorige / volgende