Propositie 10 Probleem

Om een gelijkbenige driehoek te construeren,
waarvan de basishoeken twee keer zo groot zijn als de tophoek.

 

Neem een rechte lijn zwstre.

Verdeel deze zo dat zwstre zwvstlijn = zw lijn2 (prop 11 uit Boek II).

Met zwstre als straal, beschrijf rocirk.

En plaats daarin aan het uiteinde van de straal,
bl lijn = zw lijn (prop 1 uit Boek IV).

Teken ge lijn.

 

Dan is 3hoek1 de gevraagde driehoek.

 

Teken nu ro lijn en beschrijf bl cirk rond 3hoek2 (prop 5 uit Boek IV).

Omdat zwstre zw stlijn = zw lijn2 = bl lijn2,

moet bl lijn een raaklijn aan bl cirk zijn (prop 37 uit Boek III).

Dus gehoek = wihoek (prop 32 uit Boek III).

Voeg zwhoek aan beide toe,

dan gehoek + zwhoek = wihoek + zwhoek.

Ook geldt: zwhoek + gehoek of zwgehoek = rohoek (prop 5 uit Boek I),

omdat ge lijn = zwstre (prop 5 uit Boek I).

 

Hieruit volgt dat rohoek = wihoek + zwhoek = blhoek (prop 32 uit Boek I).

Dus ro lijn = bl lijn (prop 6 uit Boek I).

En dus bl lijn = zw lijn = ro lijn (constr).

 

Verder geldt: wihoek = zwhoek (prop 5 uit Boek I).

Dus rohoek = zwgehoek = blhoek = wihoek + zwhoek = 2 wihoek.

En daaruit volgt dat elke hoek aan de basis het dubbele is van de tophoek.

QED

 

vorige / volgende


Figuur propositie 10